Listing 1 - 10 of 16 << page
of 2
>>
Sort by

Book
The biology of polluted waters
Authors: ---
ISBN: 0853232008 9780853232001 Year: 1971 Publisher: Liverpool Liverpool university press


Dissertation
Pollution in eel : a cause of their decline ?
Authors: ---
ISBN: 9789086491841 Year: 2009 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit der Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Verontreiniging in paling. Een oorzaak van zijn achteruitgang? SAMENVATTING. De Europese paling Anguilla anguilla (L.) is een ruim verspreide, panmictische en katadrome vissoort. Deze soort vertegenwoordigt een belangrijke economische waarde voor de visserij en komt voor over een groot deel van het Europese continent. Uit monitoring van de hoeveelheid glasaal die de Europese rivieren optrekt, wordt afgeleid dat de palingpopulatie in zeer ernstige mate afgenomen is. De toestand van de stock wordt momenteel beschouwd als beneden de biologische veiligheidsgrenzen en een recente Europese regelgeving vraagt dringend om beschermingsmaatregelen. Alhoewel verschillende mogelijke oorzaken voor de achteruitgang gesuggereerd werden, kon een wetenschappelijk gefundeerde verklaring nog niet gegeven worden. Paling is een langlevende, carnivore, bentische en vetrijke soort, die bijzonder gevoelig is voor opstapeling van lipofiele contaminanten zoals polychloorbifenylen (PCB’s), organochloorpesticiden (OCP’s) en gebromeerde vlamvertragers (brominated flame retardants, BFR’s). Aan het Vlaamse Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) werd een meetnet over Vlaanderen opgezet, waarbij over een onderzoeksperiode van 14 jaar contaminanten in paling gemeten werden. Zo werden tussen 1994 en 2007 meer dan 3000 palingen afkomstig van 376 meetstations, geanalyseerd op PCB’s, OCP’s, zware metalen en een selectie van andere stoffen. Wij toonden aan dat de paling in het gele-aalstadium een zeer geschikte chemische bio-indicator is; het contaminantprofiel in paling is een vingerafdruk van de pollutiedruk op de meetplaats waar de paling opgroeit. Monitoring van contaminanten in het aquatisch milieu is in Vlaanderen gebaseerd op metingen in water en sediment, maar veel metingen van lipofiele stoffen zoals PCB’s en OCP’s zoals DDT, de drins en hexachloorbenzeen vallen onder de detectielimiet. In paling echter zijn deze stoffen in haast alle gevallen meetbaar. Het is daarom wenselijk om de meetstrategie voor deze verontreinigende stoffen in ons aquatisch milieu kritisch door te lichten, zowel op Vlaams als op internationaal niveau, in de context van de verplichtingen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Met de resultaten van onze analyses werd de toestand van een 30-tal verontreinigende stoffen beschreven en werden kaarten gemaakt van hun verspreiding in Vlaanderen. De meeste stoffen zijn algemeen verspreid en alom aanwezig in Vlaamse paling. De mate waarin deze stoffen aangetroffen worden is afhankelijk van het rivierbekken. De analyse van contaminanten in paling laat ons toe om specifieke verontreinigingshaarden aan te duiden. In gebieden met intensieve textielindustrie werden zeer hoge BFR-gehaltes gemeten en in gebieden met hoge landbouwdruk werden hoge lindaanconcentraties aangetroffen. Er kon worden aangetoond dat sinds lang verboden stoffen zoals DDT, op sommige plaatsen nog steeds gebruikt worden. Een trendanalyse binnen de studieperiode toont aan dat de gehaltes aan PCB’s en sommige OCP’s significant dalen. Ook de gehaltes van sommige metalen (lood, arseen, nikkel en chroom) blijken in paling af te nemen. Dit is evenwel niet het geval voor cadmium en kwik. Zelfgevangen paling is sterk gegeerd door sportvissers, omwille van de hoge concentraties aan allerlei vervuilende stoffen vormt de consumptie van deze paling echter een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid. Verschillende maatregelen werden dan ook reeds genomen: een tijdelijk meeneemverbod voor alle gevangen paling tussen 2002 en 2006, en de uitvaardiging van een consumptienorm voor PCB’s in vis en afgeleide producten. Op ca. 75% van de meetplaatsen overschrijden de PCB-gehaltes in paling deze wettelijke consumptienorm. Via een inschatting werd de PCB-belasting bij sportvissers die zelfgevangen paling consumeren, vergeleken met deze bij een populatie niet-vissers. PCB-inname bij vissers is een reden tot grote bezorgdheid en er wordt verwacht dat PCB-opstapeling er dermate hoog kan zijn dat toxicologische effecten niet uitgesloten mogen worden. Momenteel wordt de bescherming van de volksgezondheid onvoldoende gewaarborgd, het is daarom wenselijk om meer doortastende beleidsmaatregelen te nemen. Mogelijke effecten op de paling van de contaminantbelasting werden eveneens onderzocht. Ondanks de zeer hoge opstapeling van endocrien verstorende stoffen, werden geen afwijkende vitellogenineconcentraties in het immature gele-aalstadium gemeten. Wel werd er een significant negatieve correlatie vastgesteld tussen zware-metaalbelasting en conditie, hetgeen wijst op een impact op de gezondheid van de paling. In de groep van sterk verontreinigde palingen werd een verminderde genetische variabiliteit waargenomen. We konden bovendien aantonen dat het vetgehalte en de conditie van de palingpopulatie significant afnemen tijdens de laatste 15 jaar, zowel in Vlaanderen als in Nederland. Dit brengt de migratie en de voortplanting van deze trekvis in het gedrang. Deze afname in energiereserve lijkt ons te wijten aan de invloed van verontreinigende stoffen. Dergelijke resultaten zijn belangrijk voor het internationaal palingbeheer, en spelen mogelijk een sleutelrol in het onderzoek naar de oorzaken van de achteruitgang van de soort. Wellicht moet de Darwiniaanse evolutietheorie in palingtermen geïnterpreteerd worden als ‘the survival of the fattest’. Pollution in eel. A cause of their decline? ABSTRACT. The European eel Anguilla anguilla (L.) is a widespread, panmictic and catadromous fish, widely distributed over Europe, with an important economic value for fisheries. The population is waning, as shown through recruitment monitoring in European rivers. The state of the stock is now considered below safe biological limits and a recent European regulation urges for stock protection measures. Although many potential causes have been suggested, the reasons for this dramatic decline remain unknown. As the eel is a long-lived, carnivorous, benthic and lipid-rich species, it is particularly prone to the accumulation of noxious chemical compounds, especially lipophilic contaminants like polychlorinated biphenyls (PCBs), organochlorine pesticides (OCPs) and brominated flame retardants (BFRs). At the Research Institute for Nature and Forest, we set up a monitoring network (Eel Pollution Monitoring Network, EPMN) and measured contaminants in the eel over Flanders during a 14-year research programme. Between 1994 and 2007 more than 3000 eels from 376 locations were analysed for PCBs, OCPs, heavy metals and some other compounds. We demonstrated that eels in their yellow stage are very suitable chemical bioindicators; contaminant profiles in those eels are fingerprints of the contamination pressure on the site where they grow up. Monitoring of contaminants in Flanders is based on measuring chemicals in water and sediments, but many analytical results of lipophilic compounds like PCBs and OCPs such as DDT, drins or hexachlorobenzene, fall under the detection limit, whereas in eel, those compounds are detectable in nearly all cases. We therefore strongly recommend a critical assessment of the monitoring strategy of chemical substances in our aquatic environment, both at a Flemish and an international scale, within the European Water Framework Directive. Our results generated a status report and distribution maps of eel pollution for some 30 substances. Most substances are present all over Flanders, but there is considerable variation between river basins, dependent on land use. Contaminant analysis in eel is able to pinpoint specific pollution sources, like some volatile organic compounds in very specific locations, very high BFR levels in eels from areas with intensive textile industry, or high lindane levels in some rivers under agricultural pressure. We could demonstrate that banned chemicals like DDT are still in use in some places. Within the study period, trend analysis indicated significant reductions in PCBs and many OCPs. Also for some heavy metals (lead, arsenic, nickel and chromium), concentrations decreased in the eel, but this was not the case for cadmium and mercury. Self-caught eels are much esteemed by fishermen, but considering the eel’s high contaminant body burden, consumption constitutes a potential risk for human health. After reporting our results, several measures were taken, such as a temporary catch and release obligation for eels caught between 2002 and 2006, and the legal enforcement of a maximum concentration for PCBs in fish and fisheries products. On ca 75 % of the sites, PCB levels in eel exceed however this legal upper limit. The intake of PCBs through consumption of eel by recreational fishermen was compared with the intake of a background population through a probabilistic approach. PCB intake seems to be at a level of high concern, and body burden in fishermen in Flanders might reach levels of toxicological relevance. Currently, human health protection is not assured, and we recommended more stringent measures from policy makers. We assessed potential impacts of contaminants on the eel population. Despite a very high internal load of endocrine disrupters, we did not find any effects on vitellogenin levels in immature yellow eel. However, a significant negative correlation between heavy metal pollution load and condition was observed, suggesting an impact of pollution on the health of sub-adult eels. In strongly polluted eels a reduced genetic variability was observed. We further demonstrated that fat stores and condition decreased significantly during the last 15 years in eels in Flanders and The Netherlands, jeopardizing a normal migration and successful reproduction of this long-distance migrator. We hypothesize that pollution is a major driver for this decrease in fat reserves. These findings are of utmost importance for eel management, and may represent a key element in the search for understanding the causes of the decline of the eel. It may well be that the Darwinian evolutionary theory on the survival of the fittest in eel-terms has to be interpreted as the survival of the fattest. consumeren, vergeleken met deze bij een populatie niet-vissers. PCB-inname bij vissers is een reden tot grote bezorgdheid en er wordt verwacht dat PCB-opstapeling er dermate hoog kan zijn dat toxicologische effecten niet uitgesloten mogen worden. Momenteel wordt de bescherming van de volksgezondheid onvoldoende gewaarborgd, het is daarom wenselijk om meer doortastende beleidsmaatregelen te nemen. Mogelijke effecten op de paling van de contaminantbelasting werden eveneens onderzocht. Ondanks de zeer hoge opstapeling van endocrien verstorende stoffen, werden geen afwijkende vitellogenineconcentraties in het immature gele-aalstadium gemeten. Wel werd er een significant negatieve correlatie vastgesteld tussen zware-metaalbelasting en conditie, hetgeen wijst op een impact op de gezondheid van de paling. In de groep van sterk verontreinigde palingen werd een verminderde genetische variabiliteit waargenomen. We konden bovendien aantonen dat het vetgehalte en de conditie van de palingpopulatie significant afnemen tijdens de laatste 15 jaar, zowel in Vlaanderen als in Nederland. Dit brengt de migratie en de voortplanting van deze trekvis in het gedrang. Deze afname in energiereserve lijkt ons te wijten aan de invloed van verontreinigende stoffen. Dergelijke resultaten zijn belangrijk voor het internationaal palingbeheer, en spelen mogelijk een sleutelrol in het onderzoek naar de oorzaken van de achteruitgang van de soort. Wellicht moet de Darwiniaanse evolutietheorie in palingtermen geïnterpreteerd worden als ‘the survival of the fattest’. Pollution in eel. A cause of their decline? ABSTRACT. The European eel Anguilla anguilla (L.) is a widespread, panmictic and catadromous fish, widely distributed over Europe, with an important economic value for fisheries. The population is waning, as shown through recruitment monitoring in European rivers. The state of the stock is now considered below safe biological limits and a recent European regulation urges for stock protection measures. Although many potential causes have been suggested, the reasons for this dramatic decline remain unknown. As the eel is a long-lived, carnivorous, benthic and lipid-rich species, it is particularly prone to the accumulation of noxious chemical compounds, especially lipophilic contaminants like polychlorinated biphenyls (PCBs), organochlorine pesticides (OCPs) and brominated flame retardants (BFRs). At the Research Institute for Nature and Forest, we set up a monitoring network (Eel Pollution Monitoring Network, EPMN) and measured contaminants in the eel over Flanders during a 14-year research programme. Between 1994 and 2007 more than 3000 eels from 376 locations were analysed for PCBs, OCPs, heavy metals and some other compounds. We demonstrated that eels in their yellow stage are very suitable chemical bioindicators; contaminant profiles in those eels are fingerprints of the contamination pressure on the site where they grow up. Monitoring of contaminants in Flanders is based on measuring chemicals in water and sediments, but many analytical results of lipophilic compounds like PCBs and OCPs such as DDT, drins or hexachlorobenzene, fall under the detection limit, whereas in eel, those compounds are detectable in nearly all cases. We therefore strongly recommend a critical assessment of the monitoring strategy of chemical substances in our aquatic environment, both at a Flemish and an international scale, within the European Water


Book
Eutrophication of coastal waters : coastal water quality management in the county of Funen, Denmark, 1976-1990.
Author:
ISBN: 8773430811 9788773430811 Year: 1991 Publisher: Odense Funen county council. Department of technology and environment

Environmental toxicology
Authors: ---
ISBN: 0444518339 9786610638307 1280638303 0080458734 9780444518330 9780080458731 Year: 2005 Publisher: Boston, MA : Elsevier,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

This sixth volume in this established series deals with the biochemical responses of fish to different environmental/ecological factors. Environmental Toxicology captures vital issues affecting the responses of fish to the chemical surroundings of their environment. Chapters included in this volume identify the systems found in fish to deal with xenobiotics, hormonal interactions initiated in the presence of these chemicals, the unique mechanisms used by fish to adjust to the present chemicals, and the new and evolving mixtures of chemicals in their environment. Also included, is a cruc


Dissertation
Predicting effects of chemicals on freshwater ecosystems : model development, validation and application
Authors: ---
ISBN: 9789059891906 Year: 2007


Dissertation
Combined effects of biotic stressors and pesticides in aquatic insects : from the individual to the community
Authors: ---
ISBN: 9789086491452 Year: 2008 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit der Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Hoofdstuk 1 Ecologische relevantie en gevoeligheid hangen af van de blootstellingstijd bij twee biomerkers Biomerkers worden uitvoerig gebruikt om pesticidestress te detecteren, maar hun ecologische relevantie en blootstellingstijdafhankelijke gevoeligheid, staan nog steeds hevig ter discussie. We bestudeerden beide aspecten bij larven van de waterjuffer Coenagrion puella, waarbij we de impact van lage doses atrazine, carbaryl en endosulfaan op twee sleutelbiomerkers (acetylcholinesterase [AChE] activiteit en fluctuerende asymmetrie [FA]) en hun verhouding met levensgeschiedeniskenmerken (mortaliteit, ontwikkelingstijd, groeisnelheid en lichaamsgrootte) nagingen. Larven die aan pesticiden waren blootgesteld hadden, algemeen gesteld, langere ontwikkelingstijden. Grootte, groeisnelheid en mortaliteit waren door geen enkel van de pesticiden beïnvloed. In het langetermijnsexperiment toonde AChE-activiteit een kwadratische respons bij de behandelingen met atrazine en endosulfaan; en kende een verhoging bij de twee hoogste carbarylconcentraties. FA nam af bij toenemende endosulfaanconcentraties, was lager bij de hoogste atrazineconcentratie en vertoonde geen reactie op carbaryl. Algemeen gezien had de kortetermijnsblootstelling de neiging om de resultaten van de langetermijnsbloostelling te overschatten, door een sterkere afname van de groeisnelheid en een sterkere inhibitie van de AChE-activiteit bij de atrazine- en de carbarylbehandelingen. Overeenkomstig de ecologische relevantie, toonde de relatie tussen de biomerkers en levensgeschiedeniskenmerken dat de inhibitie van AChE positief met de mortaliteit gecorreleerd was. En dit terwijl er een omgekeerd evenredige verhouding tussen FA en grootte bestond, maar enkel in het geval van endosulfaan. Deze resultaten tonen aan dat voorzichtigheid geboden is wanneer men deze biomerkers wil gebruiken om pesticidevervuiling in de natuur na te gaan. Hoofdstuk 2 Metamorfose schakelt het verband tussen larvale stress, adulte asymmetrie en individuele kwaliteit uit Het is weinig begrepen welke kenmerken de larvale stress vertalen in adulte fitness bij dieren waarbij de larvale en adulte stadia door metamorfose worden gescheiden. Alhoewel men van fluctuerende asymmetrie (FA) dikwijls veronderstelt dat deze hiervoor zorgt, is vooral bij insecten het verband tussen larvale omgevingsstress, adulte FA en individuele kwaliteit controversieel. Er werd gesuggereerd dat de hogere mortaliteit van dieren met een verminderde individuele kwaliteit (en dus een hogere asymmetrie) bij metamorfose de oorzaak van dit verband is. Dit is de ‘ontwikkelingsselectiehypothese’. In dit experiment testten we deze hypothese en schuiven we ook een alternatief mechanisme naar voor dat we eveneens uittestten. Dit alternatief mechanisme stelt dat de metamorfose stressvol maar niet letaal is en bij alle dieren voor een stijging van de FA tot een maximaal niveau leidt. Dit is de ‘stressvolle metamorfose hypothese’. Hiervoor manipuleerden we larvale stress (voedsel- en pesicidestress) en maten FA voor en na metamorfose bij de waterjuffer Coenagrion puella. Daarenboven gingen we het verband tussen FA en een aantal variabelen die de individuele kwaliteit aangeven, na. Deze variabelen waren leeftijd en massa voor en na metamorfose en twee immuniteitsparameters, nl. activiteit van fenoloxidase en aantal hemocyten. Voor metamorfose weerspiegelde FA de combinatie van voedsel- en pesticidestress en was negatief met massa na metamorfose en beide immuniteitsparameters gecorreleerd. Deze patronen waren echter afwezig voor FA gemeten na metamorfose. De lage mortaliteit tijdens metamorfose die niet met FA gecorreleerd was, suggereert echter dat ontwikkelingsselectie dit patroon niet kan verklaren. In plaats daarvan was er een sterke stijging van de FA tot eenzelfde niveau voor alle behandelingsgroepen tijdens metamorfose, hetgeen de ‘stressvolle metamorfose hypothese’ steunt. Dit geeft aan dat het ontwikkelingsstadium waarin FA wordt gemeten kritisch is en de betrouwbaarheid van FA als een indicator voor stress en individuele kwaliteit bij insecten bepaalt. Hoofdstuk 3 Gedrag eerder dan fysiologie medieert de groeireductie bij pesticidestress in waterjufferlarven Alhoewel het algemeen geweten is dat veel pesticiden voor een groeireductie zorgen, is het onderliggende mechanisme veel minder begrepen. Een groeireductie van organismen bij blootstelling aan pesticiden kan zowel een gedragsmatige oorzaak (een verminderde voedselinname) als een fysiologische oorzaak hebben (een herverdeling van de energie naar hetonderhoud van het organisme, ten koste van zijn groei). Het ontrafelen van het relative belang van beide mechanismen kan voorspellen welke de directe kenmerkgemedieerde effecten van de pesticide bij een laag voedselaanbod zijn. In dit experiment testten we of de blootstelling aan twee organofosfate pesticiden (dimethoaat en methylparation) voor een vermindering van de groeisnelheid bij waterjufferlarven (Enallagma sp.) leidt, en in welke mate dit door het gedrag dan wel door de fysiologie wordt gestuurd. Hiervoor stelde we waterjufferlarven gedurende tien dagen aan de pesticiden bloot en kwantificeerden we hun energiebudget. Om dit energiebudget op te stellen koppelden we het massabudget aan zuurstofverbruiksmetingen van de larven. Beide pesticiden zorgden voor een vermindering van de groeisnelheid. Deze afname in groeisnelheid werd door een verminderde voedselinname en in mindere mate door een verhoogde energievraag voor het onderhoud van het organisme veroorzaakt. In deze studiesoort werd de reductie in groeisnelheid dus veeleer door het gedrag dan door de fysiologie gemedieerd. Hoofdstuk IV Sublethale pesticide concentraties en predatie vormen samen de levensgeschiedenis: gedrags- en fysiologiscbe mechanismen Ondanks de relevantie voor risico analyse, zijn de interactieve effecten van pesticiden en predatie maar amper begrepen omdat de onderliggende gedrags- en fysiologische mechanismen voor het grootste deel nog ongekend zijn. Om deze mechanismen te onderzoeken, hebben we larven van de waterjuffer Coenagrion puella opgekweekt onder drie verschillende niveaus van predatierisico en bij een gradiënt van realistische, in de natuur voorkomende, concentraties van drie wereldwijd gebruikte pesticiden (atrazine, carbaryl and endosulfan). We hebben de belangrijkste responsen in ontwikkeling vergeleken (groeisnelheid, ontwikkelingstijd en lichaamsgrootte) met voedselopname, assimilatie- en conversie-efficiëntie en acetylcholinesterase (AChE) activiteit. Predatierisico verslechterde alle eindpunten, waaronder ook AChE activiteit, terwijl de effecten van pesticide stress minder sterk waren voor atrazine en endosulfan en afwezig voor carbaryl. De effecten van beide stressoren en de interactie met de levensgeschiedenis waren meestal indirect door middel van een effect op voedselopname en energie allocatie. Fysiologische compensatie mechanismen bij pesticide stress (atrazine en endosulfan) werden gevonden in larven die opgekweekt werden in afwezigheid van predator stress, maar dit was echter niet meer het geval onder predator stress. Als een gevolg daarvan vonden we een kleinere grootte (atrazine en endosulfan) en een lagere groeisnelheid (endosulfan) in respons op pesticide stress enkel bij het hoogste predatierisico. Onze resultaten bieden inzicht in de condities wanneer de interactie tussen de beide stressfactoren waarschijnlijk voorkomen: waterjuffer populaties die in hoge densiteiten voorkomen in visvijvers zullen meer verstoord worden door de aanwezigheid van pesticiden dan weinig dense populaties in visloze vijvers. Door het identificeren van de parameters die de interacties bepalen tussen predator stress en andere stressoren zoals voorkomen van pesticiden, kan onze mechanistische benadering helpen bij het overbruggen van de inconsistentie tussen laboratorium en veldstudies.. Hoofdstuk V Corrigeren vvoor het korte termijn effect van voedseltekort in een waterjuffer: mechanismen en kosten Massa bij ontluiking is een levensgeschiedenis kenmerk dat sterk gelinkt is met de fitness in adulten. Het voorkomen van mechanismen die corrigeren voor massa zijn daardoor veel voorkomend wanneer dieren geconfronteerd worden met een kortstondig voedseltekort in het larvale stadia. Deze correctiemechanismen kunnen echter een kost met zich meebrengen. Langs de ene kant, kunnen deze kosten overschat worden omdat ze mogelijk verward worden met de directe effecten van het voedseltekort zelf. Maar langs de ander kant kunnen de kosten ook onderschat worden als de fysiologische kosten niet in rekening gebracht worden. Een ander grootendeels genegeerd feit is dat correctiemechanismen en de kosten vaak kritisch afhankelijk zijn van andere stressfactoren die samen voorkomen. Hier identificeren we de correctiemechanismen voor massa en de geassocieerde kosten bij het uitsluipen in de waterjuffer Coenagrion puella, nadat ze tijdens hun larvale stadia gestresseerd werden door een korte periode van uithongering en een daaropvolgende blootstelling aan pesticide stress. We introduceren de techniek ‘path analysis’ om de directe kosten van uithongering en de correctiemechanismen voor massa afzonderlijk te kunnen bestuderen bij het effect op de immuunrespons. Zoals voorspeld, vonden we geen verschil in massa bij uitsluipen. Uithongering resulteerde op een directe manier in het uitstellen van het uitsluipen (kostelijk) en in een verminderde immuunrespons bij uitsluipen. De correctiemechanismen omvatte een verlengde periode na uithongering, een verminderd massaverlies bij uitsluipen en compensatie groei, alhoewel dit laatste enkel voorkwam bij vrouwtjes onder pesticide stress. De correctiemechanismen werden geassocieerd met positieve effecten op de investering in de immuunrespons, maar enkel in de afwezigheid van pesticide stress. In aanwezigheid van pesticiden, werden deze effecten voor het grootste deel ongedaan gemaakt of zelfs overstemd, resulterend in een negatief effect van de correctiemechanismen voor massa op de immuunrespons. Onze resultaten benadrukken het belang van het afzonderlijk analyseren van de directe kosten van uithongering en de correctiemechanismen voor massa, wat door de geïntroduceerde statistische methode mogelijk gemaakt wordt. Ook tonen ze het belang aan van het incorporeren van fysiologische eindpunten in dit soort studies. Hoofdstuk VI Functioneren van een vereenvoudigd aquatisch voedselweb in de aanwezigheid van een toppredator en pesticide stress Het functioneren van een voedselweb kan variëren van een ‘top-down’ tot een ‘bottom-up’ controle en het begrijpen welke variabelen dit functioneren bepalen, is een voortdurende uitdaging voor de gemeenschapsecologie. Een opkomend thema hierbij is dat een aquatische voedselweb typisch ‘top-down’ gecontroleerd wordt in de aanwezigheid van toppredatoren. Een recente paradigma shift in de gemeenschaps- ecotoxicology suggereert om pesticiden als predatoren te beschouwen om zo hun rol in de gemeeschap beter te begrijpen. Tot nu toe is er echter geen directe test om na te gaan hoe ze het functioneren van een voedselweb beïnvloeden. Hier onderzoeken we de effecten van het toevoegen van een toppredator en een pesticide op een vereenvoudigd tri-trofisch voedselweb (i.e. intermediaire predatoren, verbruikers en primaire producenten). We bestuderen ook hoe de aanwezigheid van de toppredator het gedrag op de lagere trofische niveaus wijzigt. We vonden dat de omnivore toppredator de primaire productie verhoogde door de prooivoorkeur van de intermediare predator te wijzigen als ook door een interactieffect met de nutriële status van de intermediare predator. Meer opvallend vonden we dat de aanwezigheid van pesticiden het functioneren van het voedselweb veranderde van een ‘top-down’ gecontroleerd systeem naar een ‘bottom-up’ gecontroleerd systeem doordat het de voedselbronnen van zowel de intermediaire predatoren en de verbruikers beperkt. Deze bevindingen versterken het stijgende bewustzijn van het belang om de effecten van pesticiden te bestuderen in een gemeenschaps context, meer nog dan op individuele of populatiebasis. Chapter I Ecological relevance and sensitivity depending on the exposure time for two biomarkers Biomarkers are widely used to assess pesticide stress, but their ecological relevance and exposure time dependent sensitivity is still heavily debated. We studied both aspects in larvae of the damselfly Coenagrion puella , comparing the impact of low doses of atrazine, carbaryl and endosulfan on two key biomarkers (acetylcholinesterase [AChE] activity and fluctuating asymmetry [FA]) and their relationship with life history traits (mortality, development time, growth rate and body size). Larvae exposed to the pesticides had, in general, longer development times. Size, growth rate and mortality were not affected by any of the pesticides. In the long-term exposure, AChE activity showed a quadratic response in the atrazine and endosulfan treatments and was stimulated by the two higher carbaryl concentrations. FA decreased with increasing endosulfan concentrations, was lower in the higher atrazine concentration and showed no reaction to carbaryl. Overall, short-term exposure tended to overestimate the results of long-term exposure by more strongly decreasing growth rates and enhancing inhibition of AChE activity in atrazine and carbaryl treatments. In line with its ecological relevance, relationship between biomarkers and life history traits showed that AChE inhibition was positively correlated with mortality, while FA was traded off with size (only for endosulfan). These results show that caution should be exerted when using these biomarkers to assess pesticide pollution in field situations. Chapter II Metamorphosis offsets the link between larval stress, adult asymmetry and individual quality 1. It is poorly understood which traits translate larval stressors into adult fitness in animals where larval and adult stages are separated by metamorphosis. Although fluctuating asymmetry (FA) is often assumed to do so, especially in insects the relationship between larval environmental stress, adult FA and individual quality is controversial. One suggested mechanism for this is the higher mortality of low quality (hence more asymmetric) animals during metamorphosis (i.e. developmental selection hypothesis). 2. Here we test this hypothesis and also propose and test an alternative mechanism where metamorphosis is stressful but not lethal and increases FA of all animals up to a maximum level (i.e. stressful metamorphosis hypothesis). 3. For this, we manipulated larval stress (food stress and pesticide stress) and measured FA before and after metamorphosis in the damselfly Coenagrion puella. Additionally, we assessed the relationship between FA and individual quality variables (age and mass before and after metamorphosis and two immune variables after metamorphosis: phenoloxidase and hemocyte number). 4. Before metamorphosis, FA reflected the combination of food and pesticide stress and was negatively related with mass after metamorphosis and both immune variables. These patterns were, however, offset after metamorphosis. Low mortality not linked to FA during metamorphosis suggests that developmental selection can not explain this. Instead, there was a strong increase in FA up to equal levels across treatments during metamorphosis thereby supporting the stressful metamorphosis hypothesis. 5. Taken together, the developmental stage in which FA is measured may critically determine the reliability of FA as indicator of stress and individual quality in insects. Chapter 3 Behavior more than physiology shapes growth reduction under pesticide stress in damselfly larvae Although it is well-known that many pesticides cause a growth reduction the underlying mechanism is often less understood. Reduction in growth when organisms are exposed to pesticides can have a behavioral origin (i.e. reduced food ingestion) and a physiological origin (i.e. energy reallocation to organism maintenance at expense of growth). Disentangling the relative importance of both mechanisms may be important to predict the direct trait-mediated effects of the pesticide at lower food levels. Here, we test whether exposure to two organophosphate pesticides (dimethoate and methyl-parathion) results in a reduction in growth rate in damselfly larvae (Enallagma sp.), and to what extent this is driven by behavior and physiology. For this we exposed damselfly larvae for 10 days to pesticides and quantified their energy budget using a mass budget coupled with measurements of oxygen consumption. Both pesticides caused a reduction in growth rate. This reduction in growth rate was caused by a decreased food ingestion and, to a lesser extent, due to a higher energy demand for organism maintenance. Therefore, in the study species the reduction in growth rate was mostly mediated by behavior rather than by physiology. Chapter IV Sublethal pesticide concentrations and predation jointly shape life history: behavioral and physiological mechanisms Despite its relevance for risk assessment, the interactive effects of pesticide and predation cues are poorly understood because the underlying behavioral and physiological mechanisms are largely unknown. To explore these mechanisms, we reared larvae of the damselfly Coenagrion puella at three different predation risk levels and a range of environmentally realistic concentrations of three worldwide used pesticides (atrazine, carbaryl and endosulfan). We compared key development responses (growth rate, developmental time and final size) against food ingestion, assimilation and conversion efficiency and acetylcholinesterase (AChE) activity. Predation risk impaired all endpoints, including AChE activity, while the effects of pesticide stress were


Book
Pollution of lakes and rivers: a paleoenvironmental perspective
Author:
ISBN: 9781405159135 1405159138 Year: 2008 Publisher: Oxford Blackwell

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Now in its second edition, Pollution of Lakes and Rivers provides essential insights into present-day water quality problems from an international perspective. Explains simply and effectively how lake sediments can be used to reconstruct pollution history Includes over 200 additional references and a new chapter on recent climatic change and its effects on water quality and quantity Tackles present-day water quality problems from an international perspective Previously published by Hodder Arnold

Listing 1 - 10 of 16 << page
of 2
>>
Sort by