Narrow your search

Library

KU Leuven (6)


Resource type

dissertation (6)


Language

Dutch (6)


Year
From To Submit

2019 (6)

Listing 1 - 6 of 6
Sort by

Dissertation
‘Christus en de Overspelige vrouw’ Een unieke compositie van Jacob Jordaens (1593-1678)?

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterthesis, ter afstuderen in de richting Kunstwetenschappen aan de KU Leuven, handelt over de tekening Christus en de overspelige vrouw uit ca. 1670 van Jacob Jordaens. Deze verhandeling wordt opgedeeld in vier hoofdstukken. Na een algemene inleiding wordt in het eerste hoofdstuk het leven van Jordaens belicht en hoe zijn omgeving een mogelijke invloed had op zijn werken. In hoofdstuk 2 wordt er dieper ingegaan op de stijlevolutie en de materiaaltechnische veranderingen bij Jordaens als tekenaar. Bovendien wordt de atelierwerking en het doel van de tekening als voorbereiding op een opdracht beschreven. De opdracht kan zowel een schilderij als een wandtapijt zijn. De tekening van het onderzoek wordt in het derde hoofdstuk onder de loep genomen. Zij wordt geplaatst in haar materiaaltechnische, iconografische, stilistische en historische context. In dit hoofdstuk worden eveneens de verschillen in opinie van twee belangrijke onderzoekers blootgelegd. In het vierde en laatste hoofdstuk van deze paper wordt er uitgewijd over de beeldtraditie van het thema ‘Christus en de overspelige vrouw’ doorheen de kunstgeschiedenis tevens wordt in dit laatste hoofdstuk de tekening zelf in deze beeldtraditie geplaatst en wordt de tekening eveneens vergeleken met werken van andere kunstenaars van de 16de en 17de eeuw uit respectievelijk Italië en de Noordelijk- en Zuidelijk- Nederlanden. Tot slot wordt het resultaat van dit onderzoek en zijn lacunes samengevat in de conclusie van deze thesis.

Keywords


Dissertation
Van ascetische filosoof tot exemplum virtutis

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterthesis heeft als hoofddoel de iconografie van de cynische filosoof Diogenes in de Vlaamse schilderkunst te bespreken in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Daarbij wordt onderzocht hoe schilderijen met een afbeelding van Diogenes functioneerde. Dit zal gebeuren aan de hand van het beeldthema De ontmoeting van Diogenes en Alexander de Grote, dat in de eerste helft van de zeventiende eeuw plots werd afgebeeld in de Vlaamse schilderkunst. Allereerst wordt een contextuele schets gemaakt van de figuur ‘Diogenes’ in de filosofie, literatuur en kunst en wordt een licht geworpen op de receptie van de filosoof in de zeventiende eeuw. Daarna worden alle voorstellingen van De ontmoeting van Diogenes en Alexander de Grote, vervaardigd in Vlaanderen in de eerste helft van de zeventiende eeuw, in een overzicht geplaatst met als doel een vollediger beeld te bewerkstelligen van de totstandkoming en ontwikkeling van het beeldthema. Daarbij wordt aandacht besteed aan het formaat van de kunstwerken. Ook wordt bekeken of er mogelijk een relatie is tussen de verschillende iconografische thema's uit het leven van Diogenes en of deze in serie of als pendanten werden geschilderd. Vervolgens gaat het onderzoek dieper in op een selectie van vijf monumentale historiestukken van het thema, geschilderd door Gaspar De Crayer, Cornelis De Vos en Nicolaas De Liemaker. Onderzocht wordt hoe deze zich tot elkaar verhouden, zowel op chronologisch, typologisch, als iconografisch vlak. Ook wordt besproken wat op de kunstenaars van invloed was bij het schilderen van hun werken. In het laatste hoofdstuk wordt getracht een beeld te vormen van wie een schilderij met een voorstelling van Diogenes bezat. Tevens wordt gepoogd te achterhalen wat de mogelijke betekenis en functie was van deze werken voor de opdrachtgever of eigenaar.

Keywords


Dissertation
Mon cher Maître. De leerlingen van François-Joseph Navez (1787-1869) op Italiëreis. Een contextueel onderzoek op basis van niet eerder uitgegeven bronnen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterproef ontsluit een deel van de brievencollectie van de neoclassicistische schilder François-Joseph Navez (1787-1869), die wordt bewaard in het handschriftenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van Brussel. 32 brieven werden geselecteerd; allen zijn ze afkomstig van negen van Navez’ leerlingen die op zijn aanraden een studiereis naar Italië ondernamen. De afstand tussen leerling en leermeester werd via deze briefwisseling geslecht. Het betreft brieven van de volgende leerlingen: Jean-Baptiste De Landtsheer, Jules Storms, Albert Pierre Roberti, Jean-Baptiste Van Eycken, Jacques Sturm, Jean Portaels, Alexandre Nestor Nicolas Robert, Charles Coumont en Joseph Stallaert. Met financiele en artistieke steun uit het thuisland trokken de negen, soms in hun eentje en soms in elkaars gezelschap, richting Italië, met de Eeuwige Stad Rome als eindbestemming. Hier lieten ze zich verwonderen door het métier van de Italiaanse meesters, van wie ze op aanraden van hun leermeester talloze werken kopiëerden. Navez voorzag zijn leerlingen – ondanks de afstand die hem van hen scheidde – daarnaast ook van advies voor de volgende stap in hun ontwikkeling: het creëren van eigen kunstwerken. Veel leerlingen stuurden hun schilderijen als envois op naar het thuisland om daar door het Brusselse publiek op salons gekeurd te worden. Soms botsten ze daarbij op smaakverschillen tussen Brussel en Rome. In Brussel verkoos men portretten boven historietaferelen, terwijl de leerlingen deze laatste in Italië net hadden leren waarderen. Toch wisten ze zich te redden, door ofwel hun rug te keren naar het vaderland en een nieuw publiek op te zoeken, ofwel door te buigen en het academische Brusselse smaakpatroon te blijven volgen. Naarmate de looptijd van hun studieperiode verstreek (sommige leerlingen bleven een jaar, andere vijf), werd de hulp van Navez minder vaak ingeroepen en zochten de leerlingen vaker hun heil bij diens Franstalige netwerk in Rome, waarvan onder anderen Victor Schnetz, Jean Alaux, Martin Verstappen en Jean-Auguste- Dominique Ingres deel uitmaakten. Deze verhandeling wil vooral een inzicht bieden in het alledaagse leven van Belgische kunststudenten die in de eerste helft van de 19de eeuw een studiereis naar Italië ondernamen. Welke offers moesten ze zich getroosten? Welke moeilijkheden ontmoetten ze op hun pad? Welke kennis deden ze in Italië op? En wat leverde hun reis hen op voor de uitbouw van hun verdere carrière?

Keywords


Dissertation
De Groote Schouburgh der konstschilders en dochters. De invloed van dochters die kunstenaressen werden op Arnold Houbraken (1660-1719) als kunstenaarsbiograaf

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Kunstenaar en auteur Arnold Houbraken (1660-1719) en diens publicatie de Groote Schouburgh der Konstschilders en Schilderessen (1718, 1719, 1721) zijn reeds meermaals het onderwerp geweest van wetenschappelijke studies. Het gaat dan om onderzoeken naar Houbraken als historiograaf. Een recente studie naar Houbraken door Horn (2000), belicht Houbraken in verschillende aspecten, van tolerant burger tot classicist. Ook is er aandacht voor de schilderessen in de Groote Schouburgh. Er is echter nog niet onderzocht waarom Houbraken als eerste deze kunstenaressen zo’n prominente plaats in zijn titel geeft. Deze masterthesis toetst de hypothese dat Houbrakens gezin een invloed had op zijn opname van schilderessen. Om een antwoord te bieden aan deze onderzoeksvraag, wordt eerst de bestaande traditie van vermeldingen van kunstenaressen onderzocht. Houbraken vermeldt in zijn inleiding Vite (1550) van Vasari, Het Schilder-boeck (1604) van Karel van Mander, Het Gulden Cabinet (1662) van Cornelis de Bie en Teutsche Academie (1675) van Joachim von Sandrart als inspiratie- en informatiebronnen. Uit een analyse van Van Mander en Von Sandrart blijkt dat kunstenaressen steeds –waar mogelijk- gekaderd worden, door hen te koppelen aan bekende familieleden. Vervolgens wordt bestudeerd of Houbraken meegaat in deze historiografische traditie. Uit het onderzoek voor deze masterthesis blijkt dat Houbraken seksespecifieke kunstenaarsbeschrijvingen maakt. Vermeldingen van kunstenaressen tellen maximum een halve pagina, deze van hun mannelijke collega’s zijn minstens zo lang. Kunstenaars worden zelden beschreven als “zoon van”. Wanneer dit toch het geval is, dan krijgen ze desalniettemin een uitgebreide beschrijving in de Groote Schouburgh. Kunstenaressen worden systematisch beschreven als “dochter van” een bekend kunstenaar. Soms wordt hun voornaam zelfs niet vernoemd en zijn ze gewoon dochters die schilderessen zijn. Houbraken neemt in zijn publicatie kunstenaressen op uit verschillende kunsttakken. Hij vermeldt prentmaaktsers, tekenaressen, schilderessen, knipkunstenaressen en veelzijdige artistieke dames. Deze kunstenaressen zijn in deze masterproef in een lexicon opgenomen. Houbraken schrijft vanuit zijn eigen ervaringen als historiograaf, maar ook als vader. Houbraken was zelf kunstenaar en leidde zelf zijn dochters Antonina (1686-1736) en Christina (1695-na 1760) op tot kunstenaressen. Het oeuvre van zijn dochters wordt gereconstrueerd. Van Christina zijn geen werken gekend, Antonina’s bewaarde oeuvre omvat een groot aandeel van topografische tekeningen. Uit de oeuvrereconstructie blijkt dat ze verder bouwt op de technieken die Houbraken haar heeft aangeleerd, maar ook op zijn netwerk. Houbraken stapt dus enerzijds mee in de traditie van kunstenaressenvermeldingen, anderzijds is hij een pionier door de kunstenaressen een belangrijke plaats in zijn titel en publicatie te geven. Hij wordt door biografen zoals Jacob Campo Weyerman (1677-17147) en Johan Van Gool (1685-1763) nagevolgd.

Keywords


Dissertation
Alice Ronner (1857 - 1957): Een Belgische schilderes van stillevens en stillevens met bloemen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze thesis focust zich op de schilderes Alice Ronner (1857 – 1957), een vergeten kunstenares die actief was vanaf het einde van de negentiende eeuw tot het midden van de twintigste eeuw. Zij was afkomstig van een familie van kunstenaars en vooral haar moeder, Henriëtte Ronner-Knip (1821 – 1909), speelde een belangrijke rol in het leven van Alice. Het was niet altijd voor de hand liggend dat vrouwen kunstenares konden worden in België tijdens de negentiende eeuw. Vaak waren zij nog gebonden aan maatschappelijke ideeën waarbij vrouwen zich moesten focussen op huiselijke taken. Toch konden verschillende dames een opleiding in de kunsten genieten. Zo was het mogelijk dat vrouwen van hogere stand een opleiding kregen ten diensten van hun stand. Eveneens was er een tendens van kunstenaressen die een kunstenaarsopleiding van thuis uit meekregen dankzij familieleden die actief waren als kunstenaar. Alice Ronner behoorde tot de laatstgenoemde. Zij kreeg een opleiding van haar moeder waardoor zij de invloed van Henriëtte heel haar leven lang verwerkte in haar eigen kunstwerken. Daarnaast bleef Alice trouw aan bepaalde waarden die verwacht werden van een vrouwelijke kunstenares in de negentiende eeuw. Hierdoor koos zij voor schilderijen die het typische vrouwengenre bij uitstek vormden: het stilleven. Hierbuiten probeerde zij, vooral met behulp van haar moeders bekendheid, een artistieke carrière uit te bouwen. Zij bewoog zich in het artistieke milieu van Brussel, een belangrijk epicentrum voor de kunst, en sloot zich aan bij verschillende kunstenaarsgenootschappen. Alice werd daardoor vaak geprikkeld door nieuwe invloeden wat tevens terug te vinden is in de schilderijen die zij maakte doorheen haar bijna honderd jaar lange carrière. Het doel is om de kunstenares te herintroduceren en haar te plaatsen in de tijdsgeest waarin zij leefde. Er zal gekeken worden naar haar familierelaties, invloeden van contemporaine schilders en schilderessen en haar artistieke loopbaan zal nauwkeurig onderzocht worden. Daarnaast wordt er gekeken naar hoe haar familierelaties eveneens haar thema’s beïnvloedden. Met behulp van archiefonderzoek uit archieven zoals het Archief van het Koninklijk Paleis in Brussel, het Algemeen Rijksarchief Brussel, het Nederlands instituut voor kunstgeschiedenis Den Haag en het Haags Gemeentearchief, kunnen de kunstenares en haar keuzes beter begrepen worden. Zo wordt Alice geplaatst in gelijkaardig onderzoek dat al naar andere kunstenaressen uit België is gedaan, evenals in algemene studies over vrouwelijke kunstenaars.

Keywords


Dissertation
Spoorloos verdwenen? Een studie naar de voormalige kunstcollectie van bisschop Antoon Triest (1577-1657)

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Antoon Triest (1577-1657) speelde een belangrijke rol als Contrareformatorische bisschop in de Spaanse Nederlanden en als mecenas en kunstverzamelaar tijdens de gloriedagen van de Vlaamse barok. Het doel van deze paper is om de kunstverzameling van deze zeventiende-eeuwse prelaat op het spoor te komen aan de hand van vier grote onderzoekspistes. Ten eerste toont archiefonderzoek aan dat er heel wat onenigheden ontstonden over de uitvoering van zijn testament, met juridisch gekibbel tussen de erfgenamen en het Sint-Baafskapittel tot gevolg. Het ontbreken van elke aanwijzing naar een kunstcollectie in deze documenten doet trouwens vermoeden dat de bisschop die om een of andere reden al vóór zijn overlijden had verkocht. Ten tweede volgt een analyse van Triests plaats binnen het toenmalige milieu van kunstverzamelaars, met een specifieke focus op zijn relatie met de befaamde collectioneur Leopold-Willem van Oostenrijk en diens hofschilder David Teniers II. Ten derde bestudeert dit proefschrift een groep prenten van vermaarde graveurs als Lucas Vorsterman, Schelte Bolswert en Paulus Pontius die een opschrift bevatten op respectvolle wijze toegewijd aan de bisschop van Gent. Ook een groep tekeningen van Peter Paul Rubens, Antoon van Dyck en Jacques Callot zouden volgens een achttiende-eeuwse veilingcatalogus tot het kunstkabinet van Triest hebben behoord. Ten vierde wordt het werk van de kunsthistoricus Erik Duverger, die de bisschoppelijke collectie onderzocht aan de hand van betalingsbewijzen, onder de loep genomen. Daaruit bleek dat de ‘roem’ van de vergeten Triest-collectie in latere tijden zorgde voor de misinterpretatie van zowel archivalische als iconografische bronnen. Toch blijft Duvergers conclusie overeind dat de Gentse prelaat voornamelijk kunst uit de eerste hand aankocht bij (Antwerpse) kunstenaars die bedrijvig waren in de barokstijl. Het gaat dan om belangrijke schilders als Rubens en Van Dyck, maar ook vermaarde namen als Gerard Seghers, Theodoor Rombouts en Andries van Eertvelt duiken op. Voor Antoon Triest had kunst enerzijds een publieke functie als religieus propagandamiddel en anderzijds een persoonlijke invulling als verzamelobject. De barok was immers een artistiek middel om de Contrareformatie visueel uit te dragen, en met de nodige schenkingen voorzag de bisschop van Gent in de plaatsing van altaarstukken in verschillende kerken. Als kerkvorst onderbouwde hij met de aanleg van een bisschoppelijke kunstverzameling zijn ‘vorstelijk imago’ en wedijverde hij met medecollectioneurs uit zijn tijd. Als godsdienstig man waren schilderijen met religieuze scènes en genretaferelen ook objecten met een grote esthetische en devotionele waarde.

Keywords

Listing 1 - 6 of 6
Sort by