Narrow your search

Library

KU Leuven (3)

ADVO-A (1)

Belgian Parliament (1)

FOD Finances (1)

UCLouvain (1)

UHasselt (1)

ULB (1)

ULiège (1)

UNamur (1)


Resource type

dissertation (2)

book (1)


Language

Dutch (1)

English (1)

French (1)


Year
From To Submit

2013 (1)

2006 (1)

2001 (1)

Listing 1 - 3 of 3
Sort by

Book
Les droits intellectuels
Authors: --- --- ---
ISBN: 9782804461058 9782804454326 280446105X 2804454320 Year: 2013 Volume: 5 Publisher: Bruxelles : Larcier,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Cette nouvelle édition du traité paru en 2007 a pour ambition d’offrir aux praticiens du droit un outil mis à jour et enrichi de plusieurs chapitres, leur permettant d’accéder à la très vaste matière des droits intellectuels sous toutes leurs facettes. Le régime de protection de chaque droit intellectuel (marque – nom commercial et enseigne – dénomination sociale – appellation d’origine – label de qualité – nom de domaine - brevet et savoir-faire – droit d’auteur et droits voisins – protection des programmes d’ordinateur et des bases de données – dessins et modèles – obtention végétale) est examiné de façon systématique. Sont ensuite étudiés de façon transversale pour l’ensemble des droits, les aspects contractuels, patrimoniaux et judiciaires, sans omettre le contexte international, extraordinairement riche en l’espèce. Parmi les nouveaux chapitres : évaluation financière des droits intellectuels, copropriété des droits intellectuels, régimes matrimoniaux et successions, appellation d’origine, obtention végétale, et quelques questions spéciales comme les droits d’auteur dans le monde numérique, les brevets et le développement durable. Une équipe de plus de 30 auteurs, soigneusement choisis en fonction de leur spécialisation, a collaboré à la rédaction de cette « somme » juridique, sous la coordination dynamique et compétente de Mme Dominique Kaesmacher.


Dissertation
Intersexuele reproductieve conflicten en morfologische differentiatie bij diacamma sp. (Hymenoptera, Formicidae)

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Sexual selection and reproductive conflicts in ants (Hymenoptera, Formicidae).
Authors: --- --- --- --- --- et al.
Year: 2006 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Bij organismen die zich sexueel voortplanten worden gameten uitgewisseld tijdens de paring, hetgeen een zekere mate van samenwerking tussen mannetje en wijfje vereist. Toch zijn de interesses van mannetjes en wijfjes vaak verschillend en tegenstrijdig. Bij mieren zorgt de social leefwijze en daaraan gerelateerde kenmerken voor meer uitgesproken conflicten en unieke adaptaties. Dit werk heeft als doel de strategieën te onderzoeken die mannetjes- en wijfjes-mieren aanwenden om hun interesses te verdedigen in deze conflict-situaties. Met behulp van een combinatie van morfologische technieken en gedrags-experimenten trachten we gegevens te verzamelen over de productie van sperma, het lokken van een partner, copulatie, vorm en functie van de genitalia en sperma-transfer in enkele modelsoorten met verschillende sociale en reproductieve organisatie. In Hoofdstuk 1 voeren wij een gedetailleerde histologische studie uit van de degeneratie van de testes bij mannetjes van Gnamptogenys bicolor . Volgens Bourke en Franks (1995) is dit degeneratie-fenomeen bij mannelijke mieren het gevolg van een gebrek aan paringskansen en de daaramee geassocieerde competitie voor wijfjes. Een dergelijke studie ontbrak tot nog toe in de literatuur. Het lijkt ons uiterst relevant om de onmiddelijke oorzaken van deze degeneratie te onderzoeken, om later de oorsprong en de evolutie van dit uniek kenmerk te kunnen ophelderen. Bij het uitkomen is spermatogenese nog niet afgelopen in het apicaal deel van de testes, terwijl de basaal gelegen spermatocysten reeds volledig gevuld zijn met rijpe spermatozoa. Tijdens de tweede week na het uitkomen verschijnen de eerste tekenen van degeneratie: kleine vacuoles worden zichtbaar tussen de rijpe spermatozoa. Kort daarop begint het sperma naar de vasa deferentia te migreren. Naarmate de inhoud van de spermatocysten in de vasa deferentia terechtkomt, krimpen de testes en wordt het netwerk van de omringende bindweefselschede losser. De afbraak van weefsel resulteert in talrijke donkere vacuoles en granulaire, meerlagige korrels. In Hoofdstuk 2 onderzoeken we de capaciteit van mannetjes van Gnamptogenys striatula om meermaals te paren. Meervoudige paring door mannetjes is zeldzaam omdat paringskansen meestal zeer gering zijn. Nochtans komt het voor bij enkele soorten waar de paring in het nest plaatsvindt. Paring in het nest biedt aan mannetjes een veilige omgeving (geen predatoren) en de aanwezigheid van meerdere wijfjes. Door paringsexperimenten en dissecties tonen we aan dat mannetjes van G. striatula ook verschillende wijfjes (max. 4) kunnen insemineren. In Hoofdstuk 3 gebruiken wij longitudinale weefselsnedes door parende koppeltjes van de faraomier Monomorium pharaonis om de transfer van sperma te bestuderen. Sperma wordt overgedragen in een spermatofoor, gelijkend op die van de Japanse Diacamma sp. en van Carebara vidua . Op de externe genitalia van de mannetjes merken wij rijen scherpe tandjes op die tijdens de paring contact maken met een dikke cuticulaire bedekking van de vrouwelijke genitale tractus (de bursa copulatrix). Deze tandjes hebben waarschijnlijk als functie een goede vasthechting van de partners te verzekeren om spermatransfer mogelijk te maken.  De cuticulaire verdikking bij de wijfjes beschermt het wijfje blijkbaar tegen de scherpe mannelijke genitaliën. Na een eerste paring merken wij op dat er zich nog steeds grote hoeveelheden sperma in de mannelijke genitale tractus bevinden, wat erop wijst dat mannetjes van deze soort ook meermaals kunnen paren. Een bijkomend experiment, waar individuele mannetjes bij meerdere ongepaarde wijfjes worden geplaatst, bevestigt dit laatste. In Hoofdstuk 4 passen we dezelfde histologische methoden toe om sperma-transfer te bestuderen bij Diacamma sp. uit Japan. Mannetjes van deze soort blijven urenlang aan het wijfje vastgehecht dankzij hun genitalia, ook nadat zij zijn gedood en onthoofd door het wijfje en haar nestgenoten. Onze weefselsneden tonen dat het mannetje zich met zijn tangvormige volsellae vasthecht aan de laatste sterniet van het wijfje. Bovendien plaatst hij zijn scherpe penis-valven in de bursa copulatrix van het wijfje. Tenslotte wordt de penis zelf opgeblazen in de genitale tractus van het wijfje, hetgeen de verbinding tussen de partners verstevigt. Het sperma wordt in een spermatofoor overgedragen. In Hoofdstuk 5 tonen wij, met weefselsneden door parende koppels van Diacamma pallidum , aan dat de transfer van de spermatofoor slechts enkele minuten in beslag neemt, hoewel mannetje en wijfje nog meerdere uren aan elkaar zullen vastgehecht blijven. Naast de twee traditionele hypotheses van ‘mate guarding’ en ‘mate manipulation’ die meestal als verklaring dienen voor verlengde paringen, stellen wij een derde hypothese voor i.v.m. de tussenkomst van andere werksters tijdens de paring. In Hoofdstukken 6 en 7 tenslotte onderzoeken we het intra-sexueel conflict over paring tussen werksters van de koninginloze Diacamma sp. uit Japan. Bij koninginloze mieren worden de reproductieve taken uitgevoerd door gamergaten, dit zijn gepaarde ei-leggende werksters. Daar elke werkster een potentiële gamergaat is, verwachten we uitgesproken conflicten tussen werksters binnen een kolonie over de verdeling van de taken. In het genus Diacamma worden jonge werksters verhinderd te paren door de gamergaat, die op aggressieve wijze twee kleine aanhangsels van de thorax (gemmae) afbijt (= mutilatie). In Hoofdstuk 6 tonen weefselsnedes door het abdomen van gemutileerde en ongemutileerde werksters dat mutilatie de ontwikkeling van de bursa copulatrix en de spermatheca hindert. De bursa copulatrix, die in ongemutileerde individuen de koppeling met de mannelijke genitaliën mogelijk maakt, degenereert op onomkeerbare wijze bij gemutileerde individuen. Experimentele mutilaties tonen aan dat andere factoren naast het verwijderen van de gemmae een rol spelen in deze degeneratie. De wand van de spermatheca en de geassocieerde klier van ongemutileerde individuen zijn dikker dan die van gemutileerde individuen, wat erop wijst dat de spermatheca in gemutileerde individuen minder actief is. Gemutileerde werksters zijn dus niet in staat te paren en zijn minder competent voor het opslaan en langdurig bewaren van sperma. In Hoofdstuk 7 vergelijken we de activiteit van de metatibiaalklier (bron van lokferomonen), ‘sexual calling’-gedrag, en de aantrekkingskracht en bereidheid tot paren ten opzichte van mannetjes tussen gemutileerde en ongemutileerde individuen. Mutilatie blijkt geen effect te hebben op de metatibiaalklier noch op het gedrag van de werksters, maar het verlaagt wel zeer sterk de aantrekkingskracht ten opzichte van mannetjes. Wij stellen een nieuwe hypothese voor in verband met de aantrekking van mannetjes in Diacamma . In sexually reproducing animals, gametes are exchanged during mating, which requires a certain level of cooperation between male and female. However, the interests of mating females and males are often conflicting and asymmetrical. In ants, these conflicts take a peculiar turn due to a number of unique features related to social life. The main aim of this work is to examine strategies used by ant males and females to defend their interests in sexual conflicts.  We choose a multidisciplinary approach, using both behavioral and morphological techniques, to gather information on sperm production, mate attraction, copulation, form and function of genitalia and sperm transfer in a few model species with different social and reproductive organization. In chapter 1, we give a detailed histological description of testes degeneration in Gnamptogenys bicolor . According to Bourke and Franks (1995), this degeneration is a consequence of the scarcity of mating opportunities and associated intense male-male competition. We find such a histological study of testes degeneration lacking in existing ant literature. It seems highly relevant to us to investigate the proximate reasons behind this degeneration phenomenon, before trying to solve the origin and evolution of this peculiar trait of male ants. At eclosion, spermatogenesis is still in process in the apical part of the testes, while the basal spermatocysts are all packed with mature sperm. During the second week after eclosion, the first signs of degeneration appear as small clear vacuoles inside the spermatocysts, interspersed between maturing sperm cells. Sperm starts migrating into the vasa deferentia shortly after. As spermatocysts void their contents into the vasa deferentia, the follicles start shrinking and losing their shape, and the fibrillar capsule tissue gets looser. Cellular breakdown yields dark vacuoles of various electron-density and large granular, multi-layered bodies. In chapter 2, we report the occurrence of multiply mating males in Gnamptogenys striatula . Multiply mating ant males are rare, for in most ant species, multiple mating opportunities for males are scarce. However, a few species with intranidal mating investigated so far represent an exception to this rule, as intranidal mating offers protection from predators and a local female-biased sex ratio. In a behavioral experiment, we confirm the G. striatula males’ ability to inseminate several receptive workers, with 4 females being the observed maximum. In chapter 3, we study sperm transfer in the pharaoh’s ant Monomorium pharaonis by making longitudinal sections through the gasters of mating pairs fixed in copula. Sperm is transferred inside a spermatophore, a sheath of gelatinous material, similar to those found in two other ants, Diacamma sp. from Japan and Carebara vidua . Sharp teeth-ridges are present on the penis valves and, during copulation, these teeth make contact with a thick and soft cuticular layer covering the bursa copulatrix. This ensures an attachment long enough for the successful transfer of the spermatophore to the right position inside the female oviduct. The thick cuticle also protects the queen from serious damage by the male’s sharp claspers. After a first successful copulation, sperm is still present inside the male’s seminal vesicles, suggesting that males can mate multiply. Additional experiments, where single, initially virgin males are presented to several virgin females, confirm this. The same methods are applied in chapter 4 to study sperm transfer in Diacamma sp. from Japan. Males of this species remain attached to the female by their genitalia for several hours, during which they are killed by the gamergate and her nestmates. Our sections reveal that males clasp the female’s last sternite with two chelate appendices of the male copulatory organ, called volsellae. We also find that the male inserts his sharp sclerotized penis valves in the female bursa copulatrix, a dorsal evagination of the genital chamber. The penis is inflated inside the female genital chamber, possibly strengthening the connection between the partners. We notice that the male transfers his sperm to the female in a spermatophore. In Chapter 5, using histological sections through mating pairs of Diacamma pallidum , we demonstrate that the transfer of sperm to the female genital tract only takes a couple of minutes and is completed quickly after the onset of copulation, although male and female will remain connected for many hours. Next to the two traditional hypotheses of mate guarding and mate manipulation commonly invoked to explain prolonged copulations, we propose a new hypothesis linked to the interference of the nestmate workers with the mating pair, and give suggestions for further research. In Chapters 6 and 7, we investigate the intra-sexual conflict over mating between workers of the queenless ant Diacamma sp. from Japan. In queenless ants, gamergates (mated egg-laying workers) fulfill the reproductive task normally reserved to the queen. Every worker is a potential gamergate, thus we expect pronounced conflicts over sexual reproduction within their colonies. In the genus Diacamma , gamergates inhibit nestmates from mating by aggressively removing (“mutilating”) a pair of small appendages on the thorax, termed gemmae, shortly after eclosion. In Chapter 6, dissection and serial sectioning of the reproductive tracts of both mutilated and unmutilated individuals of Diacamma sp. at different ages reveals that mutilation inhibits the development of the bursa copulatrix and the spermatheca, two structures fundamental for sexual reproduction. The precursor of the bursa copulatrix develops into a fully functional structure in unmutilated individuals, whereas it degenerates irreversibly in mutilated callows. Experimental manipulations show that the removal of the gemmae is not the sole factor regulating this development. The spermathecal epithelium and accessory spermathecal gland of unmutilated individuals are thicker than that of mutilated individuals, indicating a higher degree of activity in the former. Mutilated females are therefore left incapable of copulating and less competent for long-time sperm storage. In Chapter 7, we compare the activity of the metatibial gland (source of sexual pheromones), sexual calling behavior, and the attractiveness and receptivity towards males between unmutilated, naturally mutilated and artificially mutilated workers of Diacamma sp. Mutilation has no effect on the metatibial glands or on individual behavior, but it significantly decreases the worker’s attractiveness towards males. We present a new hypothesis concerning the attraction of males in  Diacamma , and give suggestions for further research. en wordt het netwerk van de omringende bindweefselschede losser. De afbraak van weefsel resulteert in talrijke donkere vacuoles en granulaire, meerlagige korrels. In Hoofdstuk 2 onderzoeken we de capaciteit van mannetjes van Gnamptogenys striatula om meermaals te paren. Meervoudige paring door mannetjes is zeldzaam omdat paringskansen meestal zeer gering zijn. Nochtans komt het voor bij enkele soorten waar de paring in het nest plaatsvindt. Paring in het nest biedt aan mannetjes een veilige omgeving (geen predatoren) en de aanwezigheid van meerdere wijfjes. Door paringsexperimenten en dissecties tonen we aan dat mannetjes van G. striatula ook verschillende wijfjes (max. 4) kunnen insemineren. In Hoofdstuk 3 gebruiken wij longitudinale weefselsnedes door parende koppeltjes van de faraomier Monomorium pharaonis om de transfer van sperma te bestuderen. Sperma wordt overgedragen in een spermatofoor, gelijkend op die van de Japanse Diacamma sp. en van Carebara vidua . Op de externe genitalia van de mannetjes merken wij rijen scherpe tandjes op die tijdens de paring contact maken met een dikke cuticulaire bedekking van de vrouwelijke genitale tractus (de bursa copulatrix). Deze tandjes hebben waarschijnlijk als functie een goede vasthechting van de partners te verzekeren om spermatransfer mogelijk te maken.  De cuticulaire verdikking bij de wijfjes beschermt het wijfje blijkbaar tegen de scherpe mannelijke genitaliën. Na een eerste paring merken wij op dat er zich nog steeds grote hoeveelheden sperma in de mannelijke genitale tractus bevinden, wat erop wijst dat mannetjes van deze soort ook meermaals kunnen paren. Een bijkomend experiment, waar individuele mannetjes bij meerdere ongepaarde wijfjes worden geplaatst, bevestigt dit laatste. In Hoofdstuk 4 passen we dezelfde histologische methoden toe om sperma-transfer te bestuderen bij Diacamma sp. uit Japan. Mannetjes van deze

Keywords

Listing 1 - 3 of 3
Sort by