Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|
Choose an application
Doelstelling: In deze masterproef staan Duitse en Nederlandse collectiva centraal. Eerst gaan we dieper in op enkele theoretische aspecten, waarbij de nadruk ligt op het aspect collectiva en relationaliteit. Dan volgt een corpusonderzoek voor enkele Duitse en Nederlandse collectiva. Er wordt nagegaan in welke mate ze relationaal zijn en nood hebben aan een tweede nomen. Daarnaast onderzoeken we de paradigmatische variatie. We bestuderen welke entiteitsidentificerende constructies het vaakst bij deze collectiva voorkomen: samenstelling, juxtapositie, prepositionele constructie of genitief voor Duitse collectiva, of een van de eerste drie genoemde constructies bij Nederlandse collectiva. Tot slot vergelijken we de Duitse en Nederlandse collectiva. Middelen of methode: Voor het theoretische luik gebruiken we naast Duitse en Nederlandse grammatica's vooral wetenschappelijke werken. Voor de Duitse collectiva voeren we zelf een corpusonderzoek uit op basis van woordenboeken en het COSMAS II-corpus. Voor het Nederlands baseren we ons op een bestaand corpusonderzoek van Joosten. Resultaten: De onderzochte Duitse en Nederlandse collectiva vertonen een verschillende paradigmatische variatie: In het Duits komen vaak samenstellingen voor, terwijl de Nederlandse collectiva eerder een constructie met juxtapositie verkiezen. Verder is het opvallend dat de geraadpleegde (Duitse) theorie niet volledig bevestigd wordt door ons corpusonderzoek. Dat bewijst eens te meer, dat de theorie aan de praktijk moet worden getoetst.
Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|