Narrow your search

Library

KU Leuven (2046)


Resource type

dissertation (2046)


Language

English (1668)

Dutch (378)


Year
From To Submit

2024 (151)

2023 (224)

2022 (246)

2021 (229)

2020 (268)

More...
Listing 1 - 10 of 2046 << page
of 205
>>
Sort by

Dissertation
Differences in respiratory muscle recruitment pattern during voluntary normocapnic hyperpnea and loaded breathing as well as during exercise hyperpnea before and after inspiratory muscle training in patients with COPD
Authors: ---
Year: 2022 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

We kunnen er niet omheen dat Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD), een longziekte gekenmerkt door ontsteking van de luchtwegen, luchtwegvernauwing en afbraak van longweefsel, met zijn wereldwijde prevalentie van 10,1% een grote impact heeft op de gezondheidszorg en onze maatschappij. Ook de gevolgen voor de patiënt zelf zijn niet te onderschatten. Eén van de belangrijkste symptomen van deze ziekte is het gevoel van kortademigheid of dyspnoe hetgeen patiënten hindert in het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten en sociale interacties. Door het verminderen van hun activiteiten daalt het inspanningsvermogen en neemt de deconditionering toe. Om dit tegen te gaan is het belangrijk patiënten te onderwerpen aan gevalideerde revalidatie- en trainingsprogramma’s. Inspiratoire ademspiertraining of IMT is zo’n trainingsprincipe met lovende resultaten op vlak van verminderde kortademigheid en opbouw van inspanningsvermogen. In deze studie hebben we ons specifiek gefocust op het diafragma (i.e. middenrif) en de hulpademhalingsspieren van patiënten met COPD, die instaan voor het leveren van de ademarbeid. De manier waarop spieren reageren op training hangt af van welke prikkel ze toegediend krijgen. Specifiek keken we of er tijdens hyperpneu (korte, snelle ademhaling zonder weerstand die inspanning simuleert) en bij ademhalen tegen een weerstand verschillen ontstonden in het activatie- en rekruteringspatroon van de verschillende ademhalingsspieren. Verder stellen we ons de vraag of na een periode van acht weken van inspiratoire ademspiertraining veranderingen plaatsvonden op vlak van rekruteringspatronen van de respiratoire spieren. Aan de hand van elektromyografie werd er getracht een éénduidig antwoord te geven. We kunnen besluiten dat bij patiënten met een matige tot zware vorm van COPD, de activatietijd van de (hulp)ademhalingsspieren niet significant verschilde tussen de hyperpneu-conditie en het ademen tegen weerstand, maar in beide situaties werden ze geactiveerd nog voor lucht de longen binnenstroomde. Voortbouwend op eerdere literatuur die een duidelijk verschil aantoonde op vlak van mate van activatie van de hulpademhalingsspieren in de voorkeur van ademen tegen weestand, doet ons besluiten dat deze vorm van trainen het lichaam extra stimuleert om deze spieren te activeren. Bovendien zorgde acht weken van inspiratoire ademspiertraining ervoor dat het diafragma later geactiveerd werd en ook de totale activatieduur verminderde doordat de hulpademhalingsspieren de taak van het diafragma (gedeeltelijk) konden overnemen. Deze bevindingen zouden kunnen bijdragen aan de verklaring waarom inspiratoire ademspiertraining helpt om het gevoel van kortademigheid te verminderen en patiënten inspanningen langer te kunnen laten volhouden. Hopelijk dragen de resultaten van dit onderzoek bij aan een opschaling in het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten, een toename van de sociale participatie en uiteindelijk ook de verbetering in levenskwaliteit van mensen met COPD.

Keywords


Dissertation
The effect of the Belgian COVID-19-lockdown on the rehabilitation of patients with chronic respiratory diseases: A retrospective observational study

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Although healthcare and medicine develop each day more and more, some patients struggle with long lasting diseases, also called chronic diseases. One of these chronic diseases are chronic lung diseases. Patients suffering from a chronic (more than six months) disease concerning the lungs experience shortness of breath, breathing rapidly, coughing, production of mucus… These symptoms lead to difficulties in daily life such as washing clothes, going for a walk, going up the stairs and doing sports. Certain medication and assistance in daily life can help patients to control symptoms or outsource difficult activities but this will not increase the satisfaction and quality of life. To decrease symptoms and increase functionality, patients can participate in a program that helps them be able to do activities of daily life (e.g. cleaning, taking stairs, washing themselves), do amusing things and feel better. This program is called pulmonary rehabilitation. Pulmonary rehabilitation can be followed in different hospitals and different rehabilitation centres for example at the University Hospital of Ghent. In this hospital a rehabilitation program takes three to six months. Patients are being monitored and tested to follow the progression. The continuous program of pulmonary rehabilitation was interrupted due to COVID-19-lockdown when no rehabilitation was possible. Patients got exercises to perform at home to stay in shape and prevent a decline. After the lockdown patients were tested to measure the level of function and to see if the program needed to be adjusted. In this study the effects of the COVID-19-lockdown on the rehabilitation process was measured and compared to patients that had no interruption due to the lockdown. Patients without interruption showed no big differences in comparison to patients who experienced a lockdown.

Keywords


Dissertation
Differences in respiratory muscle recruitment pattern during voluntary normocapnic hyperpnea and loaded breathing as well as during exercise hyperpnea before and after inspiratory muscle training in patients with COPD

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

We kunnen er niet omheen dat Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD), een longziekte gekenmerkt door ontsteking van de luchtwegen, luchtwegvernauwing en afbraak van longweefsel, met zijn wereldwijde prevalentie van 10,1% een grote impact heeft op de gezondheidszorg en onze maatschappij. Ook de gevolgen voor de patiënt zelf zijn niet te onderschatten. Eén van de belangrijkste symptomen van deze ziekte is het gevoel van kortademigheid of dyspnoe hetgeen patiënten hindert in het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten en sociale interacties. Door het verminderen van hun activiteiten daalt het inspanningsvermogen en neemt de deconditionering toe. Om dit tegen te gaan is het belangrijk patiënten te onderwerpen aan gevalideerde revalidatie- en trainingsprogramma’s. Inspiratoire ademspiertraining of IMT is zo’n trainingsprincipe met lovende resultaten op vlak van verminderde kortademigheid en opbouw van inspanningsvermogen. In deze studie hebben we ons specifiek gefocust op het diafragma (i.e. middenrif) en de hulpademhalingsspieren van patiënten met COPD, die instaan voor het leveren van de ademarbeid. De manier waarop spieren reageren op training hangt af van welke prikkel ze toegediend krijgen. Specifiek keken we of er tijdens hyperpneu (korte, snelle ademhaling zonder weerstand die inspanning simuleert) en bij ademhalen tegen een weerstand verschillen ontstonden in het activatie- en rekruteringspatroon van de verschillende ademhalingsspieren. Verder stellen we ons de vraag of na een periode van acht weken van inspiratoire ademspiertraining veranderingen plaatsvonden op vlak van rekruteringspatronen van de respiratoire spieren. Aan de hand van elektromyografie werd er getracht een éénduidig antwoord te geven. We kunnen besluiten dat bij patiënten met een matige tot zware vorm van COPD, de activatietijd van de (hulp)ademhalingsspieren niet significant verschilde tussen de hyperpneu-conditie en het ademen tegen weerstand, maar in beide situaties werden ze geactiveerd nog voor lucht de longen binnenstroomde. Voortbouwend op eerdere literatuur die een duidelijk verschil aantoonde op vlak van mate van activatie van de hulpademhalingsspieren in de voorkeur van ademen tegen weestand, doet ons besluiten dat deze vorm van trainen het lichaam extra stimuleert om deze spieren te activeren. Bovendien zorgde acht weken van inspiratoire ademspiertraining ervoor dat het diafragma later geactiveerd werd en ook de totale activatieduur verminderde doordat de hulpademhalingsspieren de taak van het diafragma (gedeeltelijk) konden overnemen. Deze bevindingen zouden kunnen bijdragen aan de verklaring waarom inspiratoire ademspiertraining helpt om het gevoel van kortademigheid te verminderen en patiënten inspanningen langer te kunnen laten volhouden. Hopelijk dragen de resultaten van dit onderzoek bij aan een opschaling in het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten, een toename van de sociale participatie en uiteindelijk ook de verbetering in levenskwaliteit van mensen met COPD.

Keywords


Dissertation
Model-based assessment of the contribution of age-related changes in muscle and tendon properties to whole-body energy consumption of walking

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het is een waarheid die de meesten onder ons niet graag horen, maar iedereen wordt oud. Vergrijzing van de maatschappij is tegenwoordig een veelvoorkomende term. We leven langer, én met meer, dankzij de verbeterde technologie, medicatie en hygiëne. Ons lichaam blijft helaas niet stilstaan op de leeftijd van 20 jaar. Tijdens het ouder worden vinden er simultane veranderingen plaats die niet tegen te houden zijn. In deze thesis hebben wij ons gericht op veranderingen in spier- en peeseigenschappen van de onderste ledematen die plaatsvinden tijdens het verouderingsproces. Wanneer mensen een activiteit uitvoeren, verbruiken ze een bepaalde hoeveelheid energie. Deze energie wordt de metabole kost genoemd. Eerdere studies toonden aan dat de metabole kost tijdens het wandelen groter is bij ouderen dan bij jongeren die aan dezelfde snelheid wandelen. Deze toename in energie zorgt ervoor dat hun spieren sneller vermoeid raken met als gevolg dat fysieke activiteiten op dergelijke leeftijd afnemen. In de literatuur gingen we na welke veranderingen te zien zijn bij ouderen en in welke grootorde dit wijzigde om zo een globaal overzicht te krijgen over wat deze toename in metabole kost beïnvloedt. Hierbij hebben wij de focus gelegd op de spiervezellengte, de hoek die spiervezels maken t.o.v. de pees (pennatiehoek), spierkracht, peesstijfheid, peeslengte en maximale snelheid waarmee spiervezels samentrekken. We gebruikten informatie van een ouder proefpersoon om via computersimulaties deze verschillende parameters afzonderlijk te gaan aanpassen. Aangezien in realiteit veranderingen bij ouderen simultaan voorkomen, kunnen we nooit het effect van één bepaalde parameter achterhalen. Dit is de grootste reden waarom we niet via een experimentele studie werken. Door de waarden te gebruiken die de literatuur ons bood, konden we een idee krijgen over de invloed die elke verandering heeft op het ouder wordend lichaam en zijn metabole kost. Op deze manier pasten we telkens elke parameter afzonderlijk aan om zijn individuele impact te gaan bekijken. Ook werden enkele parameters samen ingevoerd om bijkomend te zien wat de invloed van deze combinatie was op het energieverbruik. Alle parameters, met uitzondering van de pennatiehoek en peeslengte, vertoonden een opvallende invloed op deze metabole kost. Het grootste verschil in toegenomen energieverbruik was te zien bij de parameter spierkracht alsook bij de peesstijfheid. Wanneer deze aanpassingen gelijktijdig werden veranderd, konden we een nog grotere invloed zien op de metabole kost. Algemeen kunnen we concluderen dat de daling in kracht die te zien is bij ouderen er grotendeels voor zorgt dat zij meer energie verbruiken en daardoor waarschijnlijk ook sneller vermoeid zullen zijn. Dit, in combinatie met een pees die slapper wordt, heeft een nog grotere impact op de toename in metabole energie op oudere leeftijd. Doordat we nu weten wat deze stijging in energie het meest beïnvloedt, kan men nadien deze resultaten gebruiken in een nieuwe experimentele studie waarbij men op zoek gaat naar de beste manier om deze adaptatie tegen te houden in het verouderingsproces. De mens zo lang mogelijk actief houden zou hiervan het hoofddoel zijn. Dit heeft op zijn beurt een grote invloed op de zelfstandigheid op latere leeftijd, alsook de mogelijke zorg- en gezondheidskosten en is dus zowel van sociaal als van economisch belang

Keywords


Dissertation
Muscle volume assessed by means of 3D freehand ultrasound in typically developing children

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Dat kinderen groeien, hoeven wij u niet te vertellen. Op basis van gewicht en leeftijd kunnen we een voorspelling maken van het spiervolume. In onze masterproef onderzochten wij het spiervolume en de spierlengte bij 62 normaal ontwikkelende kinderen tussen 3 en 18 jaar, 28 jongens en 34 meisjes. Wij rekruteerden deze kinderen uit onze nauwe omgeving zoals de sportclub, speelplein,… Deze 62 kinderen zijn een subgroep uit een grotere databank van het TAMTA-project. We includeerden vier spieren van het onderste lidmaat (gastrocnemius medialis, tibialis anterior, rectus femoris en semitendinosus). Om het spiervolume en de spierlengte te meten, gebruikten we een drie dimensionele ultrasoontechniek. Deze maakt gebruik van geluidsgolven aan een zeer hoge frequentie. We gebruikten een toestel om op het been te plaatsen in combinatie met een gelpad en gel. Hierdoor kwamen er minder misvormingen in de spier door wisselende druk. Achteraf werden al deze data verwerkt met het computerprogramma Stradwin 6.0. We maakten handmatig segmentaties van minstens 10% van de beelden. Vervolgens werd automatisch het absolute spiervolume, de absolute spierlengte en de peeslengte berekend van de vier spieren. Eens de data verwerkt waren, werden deze in tabellen en groeicurves weergegeven. Deze groeicurves kunnen gebruikt worden om kinderen met dezelfde leeftijd of gewicht met een bepaalde aandoening zoals cerebrale parese of Duchenne musculaire dystrofie, te vergelijken. Ook normaliseerden we deze grafieken zodat we kinderen waarbij het gewicht afwijkt van het normale gewicht voor hun leeftijd, kunnen vergelijken. We hebben met onze masterproef een databank ontwikkeld met normaal ontwikkelende kinderen, omdat hier een duidelijk tekort aan is in de literatuur. Vooral de mediale gastrocnemius spier werd in het verleden al vaak onderzocht, maar over de andere drie spieren heerst nog veel onwetendheid. Uit ons onderzoek kunnen we besluiten dat het spiervolume lineair stijgt met de leeftijd en het gewicht. Het verschil in groei tussen de spier en pees was verschillend voor de gastrocnemius medialis en de rectus femoris. Enkel voor de tibialis anterior werd er een verschil tussen jongens en meisjes vastgesteld. Onze data konden niet volledig genormaliseerd worden. Met onze databank kunnen we vergelijkingen maken met verschillende pathologieën, en kregen we meer duidelijkheid in de evolutie van het spiervolume per leeftijd en gewicht. Wat opviel was dat eens de 11 jaar voorbij er meer spreiding was van de data in de grafieken. Mogelijke verklaringen zijn start puberteit, verschillende eetgewoontes, opvoeding…

Keywords


Dissertation
The influence of Psychomotor Family Therapy on family interactions: study protocol for a pilot study

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Psychosociale stoornissen komen frequent voor bij kinderen. Deze belemmeren het kind op verschillende vlakken, o.a. sociaal, educatief en later ook op professioneel vlak. Daarnaast heeft het een impact op de systemen rond het kind, zoals het gezin. Het onderwerp van deze studie is Psychomotorische Gezinstherapie (PMGT), een recente therapievorm die het hele gezinssysteem behandelt. Psychomotorische Gezinstherapie is een combinatie van enerzijds systeemtherapie, die zich focust op de interactiepatronen tussen de gezinsleden en anderzijds psychomotorische therapie, die gebruik maakt van spel en beweging om de psychosociale problematiek aan te pakken. Een systeemtherapeut en psychomotorisch therapeut bundelen hun krachten in deze therapievorm en zijn ook beiden bij elke behandelingssessie aanwezig. Het is een veelal non-verbale en ervaringsgerichte therapie met als doel de gezinsleden bewust te maken van hun gedrag en interactie met de andere gezinsleden. Aan de hand van deze inzichten worden er oplossingen gezocht om dysfunctionele interactiepatronen te doorbreken. Marco Visser en zijn collega’s hebben een cyclisch patroon uitgewerkt, volgens hetgeen de behandelingen verlopen. Het begint met een introductiesessie, onder leiding van de systeemtherapeut, waarbij de doelen van het gezin opgesteld worden. Daarna volgen drie sessies in een gymzaal, waar het gezin uitgenodigd wordt om samen opdrachten uit te voeren, aangeboden door de psychomotorisch therapeut. Tijdens en op het einde van elke beweegsessie is er ruimte om de gevoelens en gedachten van de gezinsleden bij de opdrachten te bespreken. Luisteren naar de andere gezinsleden kan bijdragen aan de bewustwording. Gezinsleden worden zoveel mogelijk positief aangemoedigd zodat ze zich gesterkt voelen. De reeks wordt afgesloten met een laatste sessie, onder leiding van de systeemtherapeut, waarbij nagegaan wordt hoe het gezin de PMGT ervaren heeft en of er nood is aan verdere behandeling. Deze therapievorm blijkt positieve resultaten op te leveren in de praktijk, maar wetenschappelijke evidentie is nog schaars. Daarom werd een pilootstudie opgezet om te onderzoeken welke aspecten PMGT zo succesvol maakt. Dit is een protocol voor de pilootstudie waaraan tien gezinnen zullen deelnemen. Het onderzoek zal plaatsvinden in de multidisciplinaire groepspraktijk Expertise in Ervaren in Nederland. Deze gezinnen zullen een PMGT- behandeling krijgen, waarbij er zowel voor als na de PMGT-behandeling metingen zullen gebeuren. Ten eerste zullen de interacties tussen de gezinsleden vergeleken worden voor en na PMGT. Hiervoor zullen de gezinnen gezamenlijk een opdracht uitvoeren die gefilmd zal worden. Deze video wordt achteraf gecodeerd door de onderzoekers, waarbij zowel het affect als het gedrag tijdens gezinsinteracties bestudeerd wordt. Ten tweede zullen de ouders voor en na de PMGT twee vragenlijsten invullen: een over de opvoedingsbelasting en een over de ouderlijke empowerment, dit is de mate waarin ze vertrouwen hebben in het opvoeden van hun kind(eren). Zowel de gecodeerde video’s als de antwoorden op de vragenlijsten zullen geanalyseerd worden om na te gaan of er een verschil is voor en na PMGT. Ten derde worden na de PMGT alle gezinsleden en de therapeuten geïnterviewd om te achterhalen hoe de gezinsleden de PMGT ervaren hebben. Deze pilootstudie kan een globale impressie geven van de werkzame factoren van PMGT en dient als basis voor grotere studies.

Keywords


Dissertation
Het effect van zaterdagkinesitherapie na een primaire totale knieprothese

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

POPULAIRE SAMENVATTING Patiënten die in UZ Leuven, campus Pellenberg worden opgenomen voor een totale knieprothese krijgen kinesitherapie van maandag tot vrijdag. Deze behandeling wordt echter onderbroken tijdens het weekend. Dit wordt als een tekortkoming ervaren door zowel de patiënt als het medisch personeel. Het doel van deze studie was om na te gaan of er een meerwaarde was van zaterdagkinesitherapie ten opzichte van het klassiek revalidatieprogramma die gevolgd werd van maandag tot vrijdag. We onderzochten dit effect op twee patiëntenpopulaties. Enerzijds mensen die op woensdag geopereerd werden, met name de woensdagpatiënten, en anderzijds de mensen die op vrijdag geopereerd werden, de vrijdagpatiënten. De woensdagpatiënten kunnen in hun revalidatie na een primaire totale knieprothese op postoperatieve dag 3 en 4 meer functioneel beginnen oefenen. Dit proces wordt momenteel onderbroken door de afwezigheid van kinesitherapie in het weekend. De vrijdagpatiënten kunnen hun revalidatie pas starten na het weekend en lopen dus ook een vertraging in het herstelproces op. In dit onderzoek werden de woensdagpatiënten op vrijdag, voor het weekend, en op maandag, na het weekend, gemeten wat betreft het gangpatroon, mobiliteit van de knie, pijn en zelfredzaamheid van de patiënt. De vrijdagpatiënten werden op maandag, na het weekend, voor wat betreft dezelfde parameters gemeten en vergeleken met de controlegroep die geen zaterdagkinesitherapie kreeg. Er was een verschil voor de vrijdagpatiënten in de mobiliteit van de knie en de pijnscores. Patiënten die zaterdagkinesitherapie kregen hadden meer knieflexie na het weekend en minder pijn in vergelijking met de patiënten die geen zaterdagkinesitherapie kregen. Voor de woensdagpatiënten zagen we geen opmerkelijke verschillen, dit omwille van een te beperkte patiëntenpopulatie. Zaterdagkinesitherapie biedt dus een beperkt aantal verbeteringen voor de functionele paramaters, maar zorgt wel voor een verminderde pijnscore en een grotere patiëntentevredenheid ten opzichte van de controlegroepen.

Keywords


Dissertation
The physical self-description questionnaire: psychometric properties of the long and short form in a Flemish adolescent sample

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het zelfconcept, zelfbeeld of zelfwaardering is het geheel van opvattingen, dat een individu heeft over zichzelf, die de manier waarop dit individu zichzelf gaat evalueren, binnen zijn omgeving en ervaringen, zal beïnvloeden. Dit zelfconcept is een multidimensioneel en hiërarchisch geordende structuur met bovenaan het globale zelf concept en onderaan het eigenlijke gedrag. In dit onderzoek wordt er enkel gefocust op een bepaald onderdeel van het zelfconcept, namelijk het fysieke zelfconcept. Dit onderzoek heeft zich toegespitst op de Physical Self-Description Questionnaire (de PSDQ). De PSDQ is een psychometrisch instrument dat het fysieke zelfconcept meet aan de hand van een vragenlijst van 70 items onderverdeeld in 11 subschalen. Van deze vragenlijst bestaat er een korte vorm van 40 items die geselecteerd zijn uit de originele lange vorm. Deze korte vorm is onder andere te verkiezen in het kader van een testbatterij, omdat ze een kleinere administratie tijd vereist. Zowel de lange als de korte vorm zijn reeds uitgebreid beschreven in de wetenschappelijke literatuur. De PSDQ is een veel gebruikt instrument in de sport(educatie) en de psychologie. Na een literatuurstudie van de PSDQ zijn er enkele bevindingen naar boven gekomen, waaronder een gebrek aan onderzoek over het gebruik van de Nederlands vertaalde versie in een Vlaamse steekproef. Hieruit werd besloten om onderzoek te doen naar de psychometrische eigenschappen van de korte en lange vorm van de Nederlandse PSDQ op een steekproef van Vlaamse adolescenten. Een totaal van 1417 Vlaamse adolescenten hebben de PSDQ ingevuld, waarvan 687 jongens en 730 meisjes. Van deze 1417 deelnemers hebben er nog eens 354 een tweede maal de vragenlijst ingevuld. De participanten vulden steeds de lange vorm van de PSDQ in. Voor data te verkrijgen van de korte vorm werden de overeenkomstige 40 items uit de afgenomen lange vorm geselecteerd. De gegevens werden verzameld in een dataset. Via statistische toetsen op deze dataset werden de psychometrische eigenschappen onderzocht. Zowel de korte vorm als de lange vorm werden getoetst op betrouwbaarheid, test-hertest stabiliteit, verschillen in gender en construct validiteit in vergelijking met het originele instrument. Ten slotte werden de psychometrische eigenschappen van de korte en lange vorm vergeleken met elkaar. Uit de statistische analyses werd een goede betrouwbaarheid en test-hertest stabiliteit verkregen. Hieruit kunnen we concluderen dat de lange en korte vorm van de Nederlandse PSDQ kan beschouwd worden als een betrouwbaar instrument. In de studie kan vastgesteld worden dat jongens significant hoger scoren als meisjes op alle subschalen van de korte en lange vorm van de Nederlandse PSDQ. Er is echter onvoldoende wetenschappelijk evidentie gevonden voor de construct validiteit, zowel voor de korte als de lange vorm. De vergelijking tussen de psychometrische eigenschappen van de korte en lange vorm resulteerde in een aanvaardbaar verschil in betrouwbaarheid en een duidelijke relatie tussen de overeenkomstige subschalen. De bevindingen van deze studie impliceren dat er nog verder onderzoek gedaan moet worden naar de validiteit van beide vormen alvorens de korte en lange vorm van de Nederlandse PSDQ uitgebreid toegepast kunnen worden bij de populatie van Vlaamse adolescenten.

Keywords


Dissertation
The perception towards an innovative exergame for people with dementia in a residential care setting

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Elke vier seconden wordt iemand in de wereld gediagnosticeerd met dementie. Het is een groeiend maatschappelijk probleem dat een grote impact heeft op familie en naasten. De therapeutische effecten van individuele farmacologische en niet-farmacologische interventies bij mensen met dementie zijn echter beperkt. Daarom is het belangrijk om de aandoening multidisciplinair aan te pakken. Fysieke activiteit is een voorbeeld van een niet-farmacologische behandeling. Het kan een positief effect hebben op cognitie, onafhankelijkheid en mentale gezondheid. Het nadeel van fysieke activiteit bij mensen met dementie is dat er een hoog uitvalspercentage is gedurende de studie-interventies. Oefeningen door middel van exergames (exercise + videogames) kunnen fysieke activiteit aantrekkelijker maken en op die manier de motivatie bij de ouderen verhogen. Hierdoor kan het uitvalspercentage verminderen. Deze studie evalueert de haalbaarheid van een exergameprogramma genaamd VITAAL, bij mensen met dementie die in een woonzorgcentrum verblijven. Daarnaast gaat de studie ook de ervaringen en percepties van de deelnemers na ten opzichte van het exergameprogramma. De deelnemers werden gedurende twaalf weken drie keer per week uitgenodigd voor een exergamesessie van 30 minuten. Na zes en twaalf weken werd er een semi-gestructureerde vragenlijst afgenomen om de percepties en ervaringen van de deelnemers te onderzoeken. Deze interviews werden opgenomen, uitgeschreven en nadien geanalyseerd. Uit de thematische analyse kwamen drie hoofdthema’s naar voren: gezondheidseffecten, motiverende aspecten en barrières. De studie concludeert dat het VITAAL exergameprogramma haalbaar is voor mensen met dementie die in een woonzorgcentrum verblijven. Ondersteuning van een begeleider was echter steeds noodzakelijk. Alle deelnemers ervaarden over het algemeen positieve effecten van het exergameprogramma. Verder onderzoek is aangeraden, bijvoorbeeld de ontwikkeling van een programma op maat voor mensen met dementie.

Keywords


Dissertation
Hypermobility in children with Down syndrome: a reliability study

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Hypermobility is common in children with Down syndrome and plays an important role in various aspects of health care. Hypermobility can influence motor development during childhood and provide malfunction. It is therefore important to evaluate hypermobility as quickly as possible. The sooner a diagnosis can be made, the sooner a preventive treatment can be started. The literature showed that the Beighton Score and the Lower Limb Assessment Score, two known assessments, are used to assess hypermobility in adults. However, there are few assessment that evaluate hypermobility in children. Since it is important to be able to treat preventively, it is interesting to have a good and reliable assessment for children. In addition, it is important that this assessment is simple and can be applied quickly. This study investigated the reliability of the two known assessments from the literature, which specifically verify the hypermobility in children with Down syndrome. For this purpose, a protocol was first composed on the basis of these two assessments The protocol has extensively been described with illustrations, the starting positions, the anatomical markings, whether it is an active or passive execution, etc., so that it can be applied to different populations of children. In this study, the protocol was applied to children with Down syndrome. The authors strived for a reliable, easy and fast executable test battery. The investigation showed that the composite protocol had good reliability.

Keywords

Listing 1 - 10 of 2046 << page
of 205
>>
Sort by